De Europese Unie heeft met wetgeving en subsidies directe invloed op het beleid van regio’s, gemeenten, kennisinstellingen en bedrijven. De nieuwe ambtsperiode van de Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen is in december 2024 begonnen. Concurrentievermogen, duurzame welvaart, levenskwaliteit en veiligheid zijn de belangrijke speerpunten voor de huidige Europese ambtsperiode. In juli 2025 presenteerde de Commissie haar begrotingsvoorstellen voor de periode 2028-2034 waarin bovenstaande speerpunten de basis vormen. Gezien de veranderende geopolitieke omstandigheden krijgen concurrentievermogen en veiligheid meer prioriteit binnen de nieuwe Europese meerjarenbegroting.
Op 14 en 15 oktober 2025 gaan we met diverse diensten van de Commissie en leden van het Europees Parlement in gesprek. Op 2 en 26 juni jl. zijn in een speciale bijeenkomsten van het EuropaPact Fryslân (EPF) met partners lobbyboodschappen geformuleerd om het Friese verhaal naar Brussel te brengen. In de Algemene Vergadering van het EPF zijn hier nog aanvullingen op ingebracht. Onderstaande lobbyboodschappen zijn hiervan het resultaat.
- Regionaal naar Nationaal
Een sterk partnerschapsbeginsel voor een regionale aanpak met EU-fondsen.
Voor de inzet van het Europees Herstel- en Veerkrachtfonds (Recovery & Resilience Fund/RRF) om de economische groei na de coronacrisis te herstellen, werden EU-subsidies gekoppeld aan hervormingen die de lidstaten moeten doorvoeren (bijv. tijdige invoering nieuwe EU-wetgeving). Bovendien werd gekozen voor nationale programma’s, waarbij decentrale overheden in de programmering slechts ‘geconsulteerd’ dienden te worden. In Nederland leidde dit uiteindelijk tot een RRF-plan waarin regio’s en gemeenten geen rol van betekenis spelen. Bij de uitvoering van het programma stuit het Kabinet op vertraging, onder meer door een gebrek aan snel uitvoerbare projecten.
Tot op heden worden de Europese structuurfondsen (EFRO, ESF+, JTF, Interreg) en het Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling via regionale programma’s in Nederland ingezet. Hierbij geldt dat de regio’s en gemeenten in partnerschap met het Rijk de programma’s voorbereiden en uitvoeren. Commissievoorzitter Von der Leyen heeft op 17 juli jl. aangegeven dat zij de RRF-aanpak (nationale programma’s met daaraan gekoppeld hervormingen) wil kopiëren naar de Europese structuurfondsen en het Landbouwfonds.
In de nieuwe aanpak wordt minder op gemaakte kosten (‘de bonnetjes’) en meer op intenties en beoogde resultaten afgerekend. Dat lijkt aantrekkelijker, maar concreet betekent dit dat regio’s en lidstaten geen drie jaar per project meer hebben om hun subsidie uit te geven (de zgn. n+3 regel) en daarop worden afgerekend. In de nieuwe aanpak dient in een bepaald jaar vastgestelde doelstelling (bijv. x-aantal mensen bijscholen) al één jaar later in projecten zijn gerealiseerd (n+1). Mocht de doelstelling niet behaald worden (door onvoldoende projecten), dan wordt geen subsidie verstrekt door ‘Brussel’. Deze aanpak is risicovoller voor regio’s en lidstaten, waardoor het gevaar dreigt dat ‘Den Haag’ meer zaken naar zich toe trekt om het risico uit te sluiten.
De nieuwe aanpak mag er niet toe leiden dat regio’s en gemeenten geen rol meer spelen bij de inzet van EU-fondsen in Nederland. Er is daarom een sterk partnerschapsbeginsel nodig om regio’s en gemeenten in de programmering, besluitvorming en uitvoering van de nieuwe EU-fondsenprogramma’s hun rol te geven, want innovaties en ontwikkeling van de arbeidsmarkt vinden op regionaal niveau plaats.
Ook om de democratische legitimiteit – het recht op gezag bij besluiten die de gemeenschap aangaan – te waarborgen is het van groot belang dat nationale plannen met inspraak van de regio’s en gemeenten en hun partners (bedrijven, kennisinstellingen) worden gemaakt en bij voorkeur ook in de regio’s worden uitgevoerd. Er moet ervoor worden gezorgd dat regio’s en gemeenten aan tafel blijven zitten bij besluitvorming over Europese subsidieprogramma’s; alleen zo maakt Europa impact in de regio’s. Een sterk partnerschapsbeginsel vanuit de EU moet worden doorgetrokken naar nationaal niveau, waardoor Europese investeringen aansluiten bij de regionale uitdagingen en kansen.
2. Concurrentievermogen
Fryslân moet kunnen blijven investeren met EU-subsidies in de kansrijke sectoren.
De concurrentiekracht van Europa staat onder druk. De hoge energiekosten en de lage(re) arbeidsproductiviteit zetten het Europese – en dus ook Friese – bedrijfsleven op achterstand t.o.v. China en de VS. Om competitief te blijven, is het belangrijk dat de arbeidsproductiviteit in alle regio’s van Europa wordt verhoogd. Dit vraagt om investeringen in digitalisering en human capital. Ook de energiekosten vragen aandacht op EU-niveau. Een integrale aanpak bij investeringen in innovatie is daarbij noodzakelijk. Om die op Europees niveau mogelijk te maken, moeten Europese subsidies meer integraal kunnen worden ingezet. Er moet meer harmonisatie zijn van Europese fondsen en subsidievoorschriften. De Europese Commissie spreekt in haar voorstellen voor het nieuwe MFK de intentie uit om tot een meer integrale aanpak te komen, maar het is de vraag of dat in de praktijk ook daadwerkelijk van de grond komt. De vorige Europese programmaperiodes waren wat dat betreft geen goede referenties.
In Fryslân staan we wat betreft de arbeidsproductiviteit voor grote uitdagingen. De regio vergrijst, waardoor er meer werk van de zorg wordt gevraagd. De arbeidsmarkt krimpt, mede door ontgroening, waardoor er druk op de economie en brede welvaart komt te staan. Dit is echter geen specifiek Fries probleem, maar een Europees probleem. Meerdere Europese regio’s hebben last van vergrijzing en ontgroening. Europa moet aandacht hebben voor het regionale concurrentievermogen. Regio’s moeten in hun kracht worden gezet, en gehouden, om de Europese concurrentiekracht te waarborgen en brede welvaart te behouden.
Banen met hoge toegevoegde waarde zijn in Fryslân vooral te vinden bij de maritieme sector en watertechnologie, en in de HTSM-sector (Planbureau Fryslân, 2025). Deze sectoren zijn onderdeel van het Friese speerpuntenbeleid, ook met betrekking tot Europa. Dit beleid draagt bij aan de economische groei en de brede welvaart van Fryslân, én die van Europa.
3. Een sterke ketenbenadering op Europees niveau, voor een sterke circulaire economie
De ketenbenadering centraal in de Europese aanpak met voldoende aandacht voor startups en scale-ups.
Door de huidige geopolitieke verhoudingen is er een verschuiving in het beleid van de EC van verduurzaming naar concurrentiekracht. Meer aandacht voor concurrentiekracht leidt in Brussel tot meer focus op de zgn. Europese kampioenen, bijv. ASML. Het MKB dreigt daardoor onder te sneeuwen in het Europese beleid.
De Friese economie wordt gekenmerkt door het MKB. Het is van groot belang dat de Europese Commissie in haar beleid en subsidieprogramma’s de ketenbenadering centraal stelt, waardoor Europese investeringen de hele keten omvatten. Juist omdat het MKB cruciaal is voor de doelstellingen uit de Clean Industrial Deal (CID), in lijn met het Draghi-rapport. Dit geldt zowel bij projecten op het gebied van innovatie als verduurzaming.
Met betrekking tot de verduurzaming en in het bijzonder de transitie naar een circulaire economie is het volgende nodig:
- Financiering voor opschaling van doorbraak-technologieën en circulaire fabrieken met een focus op hoogwaardig hergebruik en (hoogwaardige) biobased materialen met een lange terugverdientijd.
- Financiële ondersteuning voor circulaire producten en verdienmodellen na TRL8+. Zo lang niet-circulaire alternatieven goedkoper zijn door oneerlijke concurrentie, schaalvoordelen en import uit landen, die niet aan dezelfde standaarden moeten voldoen, kunnen circulaire producten niet op een eerlijke manier concurreren.
- Een duidelijk afbouwpad van schadelijke niet-circulaire en forever chemicals (zoals PFAS) producten die de markt verstoren. Bijvoorbeeld door het opnemen van meer sectoren in de Carbon Border Adjustment Mechanism, Europese circulaire bijmengverplichtingen in o.a. textiel en plastic, en het verplicht terugwinnen.
Daarnaast roepen we op om de unieke kennispositie van Fryslân als meest circulaire regio van Europa nadrukkelijk te betrekken bij de totstandkoming van de Circular Economy Act. Fryslân is met de Vereniging Circulair Friesland (VCF) zeer bereid om de verworven kennis en ervaringen met ‘Brussel’ te delen.
Volgens het Fries Planbureau is Fryslân een goede voedingsbodem voor startups en scale-ups. In de huidige subsidieprogramma’s van de EU is ook veel aandacht voor startups, maar weinig aandacht voor scale-ups. In dat kader is het positief dat de Europese Commissie in het voorjaar van 2025 een EU-Strategie voor startups en scale-ups heeft gepresenteerd. Deze strategie moet zijn weerklank vinden in de nieuwe Europese programma’s, waaronder EFRO.
De verschuiving van de focus op verduurzaming naar concurrentiekracht vraagt Fryslân meer vanuit een gezamenlijke (regionale) agenda te werken. Fryslân onderscheidt zich met een aantal onderscheidende niches, ondernemingen, kennisinstellingen en netwerken. Een aandachtspunt hierbij is wel dat de private investeringen in R&D achterblijven bij de rest van Nederland.
4. Landbouw en circulariteit
Een integraal landbouwbeleid voor een langetermijnperspectief.
Een belangrijk thema voor Europa en Fryslân is een verbeterde integrale aanpak voor de circulaire economie. Verduurzaming van Fryslân en Europa, maar onafhankelijkheid van grondstoffen en bouwmaterialen. De landbouw kan hierbij een belangrijke rol spelen.
– Fryslân moet haar landbouw transformeren van opschaling naar voedselzekerheid. De EU moet het mogelijk maken om te werken aan een landbouwbeleid dat op de korte en langere termijn levensvatbaar is.
– Er moet worden ingezet op het lange termijnperspectief. Landbouwinnovaties geven veel kansen en daar moet Fryslân meer op inzetten. Het verbouwen van nieuwe gewassen draagt bij aan de teelt van biobased en circulaire bouwstoffen. Dit vraagt om een meer integrale aanpak en biedt kansen om Friese organisaties te verenigen.
5. Een sterk en veilig Fryslân
Een sterk en veilig Europa begint in de regio.
Criminaliteit wordt steeds meer grensoverschrijdend. Dit tast de veiligheid in de Europese regio’s aan en ondermijnt regionale en Europese logistieke ketens. De focus op een sterk en veilig Europa biedt kansen voor de Friese infrastructuur. In perifere en minder bemande havens zijn veiligheidsrisico’s relatief groter, terwijl de beschikbare middelen beperkt zijn. Nationale en provinciale overheden investeren in grotere mainports, maar perifere havens blijven kwetsbaar. Een sterk en veilig Europa kan alleen met een sterk en veilig Fryslân. Veiligheid in verbondenheid.
Er moet ondersteuning vanuit de EU komen om regionale veiligheid in Europese programma’s op te nemen en ondermijning tegen te gaan, bijvoorbeeld in Interreg, het Europese programma voor regionale samenwerking over landsgrenzen heen.
Ook defensie wordt een belangrijker Europees thema. Met een vliegbasis en verschillende militaire voorzieningen in de regio biedt dit thema kansen voor Fryslân. Op het gebied van innovatie, maar ook op het gebied van infrastructuur.